Veldproef 12

Controle van fytopathogene schimmels via directe identificatie en de invloed van pesticidengebruik op gemeenschappen van bodemfauna in biologische en conventionele aardappelteeltsystemen.

Nemoral (Estland)

Probleemstelling
Voor een gerichte IPM-implementatie moeten de veroorzakers van de ziekte, waaronder fytopathogene schimmels die via de lucht of de bodem worden overgedragen, snel en nauwkeurig worden geïdentificeerd. Het is goed gedocumenteerd dat veel fytopathogene schimmels, zoals Puccinia spp., Botrytis spp., Fusarium spp., Phytium spp. enz. zich door de verspreiding van sporen via de wind over grote afstanden kunnen verspreiden en uitbraken kunnen veroorzaken ver van de plaats van oorsprong, en ook in de bodem gedurende verscheidene groeiseizoenen levensvatbaar blijven. Gerichte ziektebeheersing met een verminderde inzet van bestrijdingsmiddelen moet berusten op monitoring van de in de regio aanwezige fytopathogene schimmels.
Stand van zaken
Om het probleem van schimmelplagen aan te pakken, worden meer pesticiden gebruikt (conventionele landbouw, niet-bodemkerende landbouw) en meer grondbewerkingen uitgevoerd (conventionele en biologische landbouw), waardoor de functionele biodiversiteit van de bodem afneemt. Landbouwers wordt geadviseerd een vruchtwisseling met groenbedekkers en granen toe te passen. Na het zaaien van aardappelen worden groenbedekkers gezaaid waardoor de daaropvolgende teelt van granen gecontamineerd wordt met mycotoxinen. In niet-bodemkerende-landbouwsystemen wordt op de bodem een strooisellaag gevormd, die een accumulatieplaats is voor pesticiden van waaruit deze in de bodem vrijkomen. Om economische redenen is de rotatievolgorde 2-3 jaar. Op lange termijn wordt de bodemconditie bedreigd en gaat de biodiversiteit in de bodem verloren.
Doelstelling
Het doel van deze casestudie is (i) de hoeveelheid en de soorten sporen te bepalen die door de lucht worden verspreid (ii) zowel biologische als conventionele landbouwsystemen te monitoren om landbouwers regiospecifieke gegevens te verschaffen bij het aanpassen van het gebruik (volgorde, normen, soorten) van pecticiden die van invloed zijn op de bodemfaunagemeenschappen in aardappel- en graanteeltsystemen (iii) de accumulatiesnelheid van pesticiden voor “niet-bodemkerende”-velden en de gevolgen voor de bodemfauna te bepalen.
Voorgestelde beheerpraktijken
Het is de bedoeling door middel van een bewakingssysteem nauwkeuriger beheerpraktijken voor een gerichte toepassing van pesticiden op te zetten en in ruimere zin de bodemfauna in de conventionele en de biologische landbouw te bevorderen. De beheerpraktijken die in samenwerking met de landbouwers moeten worden getest, omvatten veranderingen in het bodembeheer en de toepassing van bestrijdingsmiddelen.
Verbeteringen tegenover de huidige gang van zaken door dit proefveld
Besluitvorming over plaagbestrijding zou moeten steunen op nauwkeurige informatie die verzameld wordt over fytopathogene schimmelsoorten (inclusief invasieve schimmelsoorten) die aanwezig zijn in het milieu. De maatregelen van de voorgestelde studie zullen helpen om de externe input te verminderen, leidend tot een duurzaam landbouwbeheer en om een aanzienlijke verbetering van de bestrijding van schimmelziekten door de bodemfauna te bewerkstelligen. De resultaten zijn dat agro-ecosystemen veerkrachtiger worden en beheerd worden met minder kosten; terwijl met een hogere bodembiodiversiteit opbrengstverminderingen vermeden worden en gezondere gewassen verkregen worden.

Faculty of Sciences
Polithecnic Building
32004 Ourense (Spain)

© SoildiverAgro 2024